Hugo Bouter, Aspecten van de christelijke doop
Elke christelijke traditie heeft haar eigen discussies rond de heilige doop. Dat blijkt ook uit deze brochure van Hugo Bouter. Hij bespreekt hierin onder meer denkbeelden van christenen uit de kring van de Vergadering van Gelovigen (waartoe hijzelf ook behoort). Eerst maar een korte samenvatting.
Doopformule
In vergaderkringen wordt er gediscussieerd over de doopformule: is het dopen in of tot de naam van de Vader, de Zoon en de Heilige Geest? In de doopformule in Matt. 28:19 wordt het Griekse woord ‘eis’ gebruikt, dat richting aangeeft, en zowel met ‘in’ als ‘tot’ vertaald kan worden.
In Hand. 2:38 wordt echter het Griekse woord ‘epi’ gebruikt, wat letterlijk ‘op’ betekent. Dopen op de naam van Christus wil zeggen: dopen ‘op grond van de waarde van Zijn Persoon en werk – in het geloof aanvaard.’(blz.7).
Betekenis
De doop symboliseert:
- De afwassing van de zonden (Hand. 22:16)
- Het met Christus begraven zijn (Rom. 6:3-4)
- Om op te kunnen staan en voor Gods aangezicht te wandelen
- Het aandoen van Christus en het aandoen van de nieuwe mens (Gal. 3:27)
- Het gevoegd zijn bij Christus en het erkennen van Hem als je Leidsman en het erkennen van Zijn gezag (vgl. 1 Kor.10:2)
- Het ontvangen van een plaats in het Koninkrijk van God (Mat. 28:19; Rom. 14:17-18)
- Het in verbinding gebracht zijn met God
Hieraan krijgt men deel door een waar geloof.
Doop met Geest en water
Er is een samenhang (vgl. Luc.3:21-22) en onderscheid (Joh. 1:29-34) tussen de doop met de Geest en de doop met water. Door de Geest zijn wij tot één lichaam gedoopt, met Christus als ons Hoofd (Hand. 2: 1 Kor. 12:13). Bouter haalt 1 Kor.10:2 aan. Israël werd tot Mozes (type van Christus) gedoopt in de wolk (dat is de Geest) en in de zee (het doodswater dat scheiding maakte tussen Gods volk en de wereld, de waterdoop). De geestesdoop en waterdoop horen bij elkaar (blz. 15). We moeten waken voor ritualisme: het dopen als uiterlijke handeling kan geen erfzonde afwassen en je niet inlijven in Christus (blz. 10). De doop markeert onze plaats op aarde, ‘namelijk als discipelen in het Koninkrijk der hemelen.’ (blz. 12).
De Geest verbindt ons innerlijk met Christus (1 Kor.6:17). De waterdoop laat publiekelijk zien dat we onder Zijn gezag staan en afscheid nemen van de wereld onder het oordeel (Joh. 12:31; 16:8-10).
Ark
De Ark van Noach is een beeld van Christus:
- Het hout – de vrucht van de aarde – van de Ark spreekt van Christus’ waarachtige mensheid (vgl. Jes. 4:2; 53:2)
- Het Hebreeuwse grondwoord voor ‘pek’ is ‘verzoening’. De bedekking van de Ark met pek is een beeld van de bedekkende en verzoenende kracht van Christus’ dood.
- De deur zat aan de zijkant van de Ark: symbool voor de doorboorde zijde van Christus, die de weg tot behoud opende (Joh. 19:34-35; 1 Joh. 5:6-9). Christus is de Deur (Joh. 10:9).
- De vakken/kamers in de Ark getuigen van de beschutting van de mensen die in Christus zijn. Hij fungeert als een heiligdom (vgl. Jes. 8:14).
- De lichtopening verwijst naar het licht van boven, dat Christus openbaarde (Joh. 1:9; 3:12,31,32.)
- Noach bouwde de Ark om zijn huisgezin te redden (Hebr.11:7). Zo mogen christenouders hun kinderen bij Christus brengen.
Gered door het water
De zondvloed is het doopwater, dat enerzijds spreekt van de dood, maar anderzijds van de opstanding tot nieuw leven (Rom. 6:3-4; 1 Petr. 3:20-21). Mozes werd ook door het water heen gered in zijn biezen kistje (=ark), Noach en de zijnen ook. De zondvloed bracht hen op een nieuwe, gereinigde wereld (blz. 19). De oude wereld was door het water vergaan (2 Petr. 3:6). De duif (beeld van de Heilige Geest, Joh. 1:32-34) vond een rustplaats op de nieuwe wereld, toen het water was gezakt.
Nu heeft de Geest een permanente rustplaats op aarde gevonden in de Gemeente, de woonplaats van God (Joh. 7:39; 16:7; Hand. 2:33; 1 Kor. 3:16). Zoals God een welbehagen had in Christus, toen de Geest op Hem daalde, zo kan God door het volbrachte werk van Jezus ook in de Gemeente een welbehagen vinden. Dan zullen wij vrucht dragen, ‘zoals er op de gereinigde aarde ‘een vers olijfblad’ tevoorschijn kwam (Gen. 8:11; vgl. Zach. 4).’ (blz. 21).
Gemeente
De Gemeente bestaat sinds de Pinksterdag (Mat. 16:16,18; Rots = de opgestane Christus). Zij is niet bij het aardse Israël ingelijfd, maar alle gelovigen (uit Israël en uit de andere volkeren) vormen samen het Lichaam ‘van de verheerlijkte Heer in de hemel’(blz. 22). Inlijving in dit Lichaam vindt niet plaats door de waterdoop, maar door de doop met de Geest (1 Kor. 12:13). ‘De waterdoop kan mensen niet tot leden van het nieuwe, voor de hemel bestemde godsvolk maken’ (blz. 24).
Kinderen van de gelovigen
De kinderen van gelovigen behoren niet tot het Lichaam van Christus, maar tot het huis van God in ruimere zin (blz. 23). Ze hebben een aparte positie, omdat ze in een gezin met christelijke ouder(s) opgroeien. Daar gaat een heiligende invloed vanuit (1 Kor 7:14). Jezus zegende kinderen, maar doopte hen niet.
Geloof en doop
Bouter bestrijdt de gedachte dat de doop een koninkrijksteken is voor de huidige bedeling (zoals de besnijdenis het verbondsteken was voor de oude bedeling). Deze gedachte komt soms in Vergaderingkringen voor. Geloof en doop gaan altijd samen. Prediking van het Woord en het dopen van degenen die dat Woord aannemen, zijn de sleutels tot het Koninkrijk, die niet los van elkaar kunnen worden gezien (Mat. 16:19).
Soms wordt er een onderscheid gemaakt tussen vergeving van zonden/behoudenis ‘voor de aarde’ en vergeving van zonden/behoudenis ‘voor de hemel’ (Ouweneel, 1974). Ook dit bestrijdt Bouter. Op grond van Gods werk in mensen mogen we aannemen dat hun zonden vergeven zijn voor de aarde (de zogenoemde ‘administratieve vergeving’, vgl. Joh. 20:23) en de hemel, voor tijd en eeuwigheid, alhoewel mensen zich kunnen vergissen in hun beoordeling.
Beoordeling
In kort bestek schetst Bouter de betekenis van de doop en gaat daarbij in op enkele gedachten die binnen Vergaderkringen leven. De symboliek van de Ark trekt hij voor mijn gevoel wel erg ver door, maar dat hoeft geen bezwaar te zijn. Wie in de gereformeerde traditie staat, zal Bouter snel het predicaat ‘Arminiaans’ opplakken. Zinnen als ‘De gave van de Geest is het antwoord van Gods kant op ons geloof…’(blz. 9) en ‘De betekenis van de christelijke doop is dus dat we afscheid nemen van ons oude leven…’(blz. 13) doen geen recht aan het feit, dat God altijd de eerste is in ons leven. Het geloof is een gave van Hem. Hij heeft al ‘ja’ tegen ons gezegd, voordat wij ‘ja’ tegen Hem konden zeggen. Dát aspect noemt Bouter helaas niet.
Hugo Bouter, Aspecten van de christelijke doop. Gedachten over de leer en de praktijk van de doop, Johannes Multimedia 2010, z.p., ISBN 9789070926533