☰ Menu

Johannes 3:5

Jezus antwoordde: Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u: Als iemand niet geboren wordt uit water en Geest, kan hij het Koninkrijk van God niet binnengaan.

Het ‘water’ in Johannes 3:5 verwijst naar het werk van de Heilige Geest als middel om het Koninkrijk van God binnen te kunnen gaan. Daar waar het in de Bijbel gaat over het wonder van de zondevergeving en wedergeboorte (het werk van de Geest) komt de doop op directe of indirecte wijze in beeld. De doophandeling maakt immers het werk van de Geest in de gedoopte zichtbaar: de gelovige is met Christus gestorven (ondergegaan in het oordeelswater), bevrijd van de macht van de zonde, gereinigd en met Christus opgestaan (uit het water). Het gedoopt zijn an sich heeft geen waarde voor de toegang voor het Koninkrijk, tenzij daar de betekenende zaak bijkomt. Namelijk: het werk van de Heilige Geest in de gedoopte.

Teksten

Voor een onderzoek naar de betekenis van de heilige doop moeten we niet alleen kijken naar teksten die over de doop zelf gaan (zoals 1 Petrus 3:21, Romeinen 6: 3-4, Kolossenzen 2: 11-12), maar ook kijken naar de dooppraktijk van de eerste christenen. Van daaruit valt ook het nodige te zeggen over de betekenis van de doop, maar vaak moet je dan conclusies gaan trekken in plaats van dat er letterlijk iets staat over de betekenis. Ook zijn er gedeelten, die mogelijk de doop omschrijven zonder dit woord te gebruiken. Ik zeg met nadruk ‘mogelijk’, want wordt in die teksten de doop bedoeld of iets anders? Niet altijd zijn de theologen het daarover eens.
Ten slotte zijn er nog verzen die gaan over de doop door Johannes de Doper. De vraag is of de doop van Johannes dezelfde is als de christelijke doop. Of is de doop van Johannes heel iets anders? Als dat zo is, kunnen we alle teksten die handelen over de doop van Johannes buiten ons onderzoek laten. In Johannes 3:5 lopen we al tegen de kwestie van de twee soorten doop aan. Hier gaat het over het nachtelijke gesprek van Nicodemus met de Heere Jezus.

Johannes’ doop

Luther betrok deze tekst al op de doop1 en velen na hem. Als het ‘water’ uit dit tekstgedeelte synoniem zou zijn voor de doophandeling, dan moet Christus het over de doop van Johannes hebben gehad, want de christelijke doop werd pas ingesteld na Zijn opstanding.2 Of Jezus moet hebben gesproken met het oog op de nabije toekomst (zoals de StudieBijbel van het Centrum voor Bijbelonderzoek bij Johannes 3:5 stelt) waarin, naast de waterdoop, ook de doop met de Geest plaatsvindt.

Het is in ieder geval zo, dat de discipelen van Christus al doopten,3 maar deze doop door Jezus’ discipelen heeft waarschijnlijk dezelfde betekenis gehad als de doop van Johannes. Immers, zowel de Heere Jezus als Johannes predikten in deze tijd dezelfde boodschap: ‘Bekeert u, want het Koninkrijk der hemelen is nabijgekomen.’4 De vraag of de doop van Johannes dezelfde is als de christelijke doop laten we hier nog even onbeantwoord. De vraag is nu: Gaat het in deze tekst wel over de doophandeling zelf of dat wat de doop betekent?

Doophandeling als voorwaarde?

Jezus zegt hier, dat er één voorwaarde is om het Koninkrijk van God in te kunnen gaan, namelijk ‘geboren worden uit water en Geest’. Als water hier ‘doop’ zou betekenen, dan is de doop voorwaarde om het Koninkrijk van God binnen te gaan. We lezen dan: Zo iemand niet geboren wordt door de doophandeling en de Geest, hij kan in het Koninkrijk van God niet ingaan. De  kerkgeschiedenis bewijst dat velen geloofden dat de doop voorwaarde is voor de zaligheid. En deze gedachte leeft nog steeds, niet alleen onder rooms-katholieken, maar ook onder protestanten,5 met alle gevolgen van dien. Bij de bespreking van 1 Petrus 3:21 lazen we al, dat we zalig worden door het – van God ontvangen – geloof en niet door de doophandeling.6 Ook Johannes 3:5 kan dus niet uitgelegd worden dat naast het ‘geboren worden uit de Geest’ ook de doop noodzakelijk is om gered te worden. Wel ligt het voor de hand om een link te leggen naar de betekenis van de doop: het sterven en opstaan (uit het water) in een nieuw leven met Christus (Romeinen 6: 3-4).

Water

In Johannes 7: 38,39 wordt ook over ‘water’ gesproken: ‘Wie in Mij gelooft, zoals de Schrift zegt: Stromen van levend water zullen uit zijn binnenste vloeien. (En dit zei Hij over de Geest, Die zij die in Hem geloven, ontvangen zouden; want de Heilige Geest was er nog niet, omdat Jezus nog niet verheerlijkt was.)’ Met water kan dus het werk van de Heilige Geest in de gelovige worden bedoeld. De kanttekenaren van de Statenvertaling leggen Johannes 3:5 ook zo uit. Als iemand niet geboren wordt uit water en Geest, dat is ‘door de kracht des Heiligen Geestes niet gereinigd wordt van de zonde, gelijk de uiterlijke onreinigheden door water afgewassen worden’, dan kan hij het Koninkrijk Gods niet ingaan. Water reinigt, en zo reinigt ook de kracht van de Heilige Geest. Als ik de Statenvertalers goed begrijp, moet ik de tekst dus zo lezen: Om in het Koninkrijk Gods in te kunnen gaan, moet je geboren worden uit de Geest, dat wil zeggen door Hem gereinigd worden van je zonde, zoals water je reinigt van vuiligheid. De doophandeling laat dat symbolisch zien, maar de doop zelf redt niet.

« vorige Bijbeltekst | volgende Bijbeltekst »


Voetnoten

1 Rondom de doopvont, 199.

2 Mattheüs 28:19: ‘Ga dan heen, onderwijs al de volken, hen dopend in de Naam van de Vader en van de Zoon en van de Heilige Geest, hun lerend alles wat Ik u geboden heb, in acht te nemen.’

3 Zie bijvoorbeeld Johannes 3:22: ‘ Daarna ging Jezus met Zijn discipelen naar het Judese land en verbleef daar met hen en doopte.’ Vergelijk Johannes 4:1-2: ‘Toen nu de Heere merkte dat de Farizeeën gehoord hadden dat Jezus meer discipelen maakte en doopte dan Johannes  – hoewel Jezus Zelf niet doopte, maar Zijn discipelen’.

4 Van Johannes wordt dit gezegd in Mattheüs 3:2, van Christus in Mattheüs 4:17.

5 Een voorbeeld. Op een huisbezoek kwamen we te spreken over de zuigelingendoop en gelovigendoop. De bezoekbroeder die met de ouderling was meegekomen, reageerde geschokt toen hij hoorde dat wij bezwaren hadden tegen de zuigelingendoop. Hij zei: ‘Maar als je kinderen niet gedoopt zijn en zij komen vroeg te overlijden, wat dan?’ Hij ging ervan uit dat ze dan verloren gingen, omdat ze niet gedoopt zijn.
De evangelische Tom de Wal gaat niet zover, maar hij ziet de doophandeling wel als onderdeel van de wedergeboorte.

6 Zie onder meer Romeinen 3:28: ‘Wij komen dus tot de slotsom dat de mens door het geloof gerechtvaardigd wordt zonder werken van de wet.’; Efeze 2:8: ‘Want uit genade bent u zalig geworden, door het geloof, en dat niet uit u, het is de gave van God.’