J. F. Schuitemaker e.a.

print

J. F. Schuitemaker en M.E. Brak, Gedoopt in Zijn Naam

Dit boekje van 32 bladzijden is bedoeld als een geschenkboekje voor doopouders. Dun, goedkoop: dergelijke boekjes gaan als warme broodjes over de toonbank. Kerkenraden delen ze uit aan doopouders. Worden zij er wijzer van? Nee. Een behoorlijke bijbelse uitleg over wat de doop betekent, ontbreekt. Het boekje staat ‘vol’ met ruimte om een geboortekaartje te plakken, een foto van de baby te plakken,  ruimte voor de stamboom, ruimte voor de doopfoto en dergelijke. Enkele gedichten staan er ook in. Verder bevat het een aantal meditatieve gedachten. Op bladzijde 7 staat dat de doop een teken is van de vergeving, die God geeft. Zonder dat daar verder op in wordt gegaan. De meditatie op bladzijde 11 stelt dat het Woord van God en de doop bij elkaar horen. ‘Je kunt de doop niet losmaken van het Woord. Wie alleen een kind laat dopen en daarna nooit meer in de kerk komt, heeft het niet begrepen.’ Hoe precies het Woord zich verhoudt tot de doop: zo diep gaat de tekst niet… De gedachten op bladzijde 13 gaan in op de tekst uit het doopformulier:’…dat onze kinderen in zonde ontvangen en geboren zijn…’ Veel mensen die hun kinderen laten dopen, nemen dit niet zomaar aan. De meditatie gaat er op in en stelt vast dat we allemaal onder de macht van het kwaad leven. Je zou verwachten dat er daarna iets wordt gezegd over de redding door Jezus. Helaas. ‘Ze [de doopouders] belijden dat ze Gods hulp bijzonder nodig hebben. Er is immers een méns geboren. Om dat mensenkind te begeleiden heb je veel liefde, geloof en geduld nodig.’ Einde verhaal.

Een paar bladzijden verder (bladzijde 16) gaat het over de drie doopvragen. De uitleg is deze: ons kind is zondig, heeft de Heere Jezus nodig en mag gedoopt worden. Als doopouders belijden we het geloof en nemen we de verantwoording op ons om ons kind op te voeden “- met zorg en liefde – overeenkomstig de wil van God.” Op bladzijde 21 wordt iets meer duidelijk wat bedoeld wordt met een christelijke opvoeding: echt zijn. Het voorleven, daar gaat het om. Op bladzijde 28 wordt iets gezegd over kinderbijbels.

Kinderdoop

Op bladzijde 24 wordt de kinderdoop verdedigd met twee argumenten: God is de eerste (alsof dat niet geldt met de gelovigendoop) en Gods trouw (alsof dat ook niet geldt bij de gelovigendoop). Dit laatste ‘argument’ wordt geïllustreerd aan de hand van een verstandelijk gehandicapte vrouw die nooit een volwassen keus zal maken. Toch mag ze een kind zijn van de hemelse Vader, zo wordt gezegd. Bijbelse onderbouwing ontbreekt echter. De Bijbel leert mij, dat we kinderen van God worden door het geloof. Hoe dat zit met gehandicapten? Hoe dat zit met mensen die nooit van God hebben kunnen horen? Ik weet het niet. Daar zwijgt de Bijbel over.

In de laatste regel valt plotseling het woord ‘verbond’. Hoe en wat wordt niet uitgelegd. En daar mag de lezer het mee doen.

Tja, de laatste pagina veronderstelt dat de dopeling – eenmaal volwassen geworden – dit boekje weer ter hand neemt. De schrijvers hopen dat de vonk van Gods liefde is overgesprongen. Maar ze houden er ook rekening mee dat de dopeling niet meer gelooft. ‘Maar God keert een mens nooit de rug toe.’

Dit boekje laat doopouders in een roze wolk hun kind naar het doopvont dragen. Voor wie een beetje wil nadenken over de doop (of het nu kinder- of gelovigendoop is) biedt het boekje niets. Het  sluit eerder aan bij de onkunde van veel doopouders en (blijkbaar) hun gebrek aan bijbelkennis, ervan uitgaande, dat deze ouders niet ‘belast’ moeten worden met zware kost. Door zo het kerkvolk te benaderen, zullen zij nooit begrijpen wat de doop inhoudt. En blijven ze mijns inziens in feite zelf een baby.

Ds. J.F. Schuitemaker en M.E. Brak, Gedoopt in Zijn Naam, Boekencentrum/IZB 2001, ISBN 90 239 0735 3