H. Schipper, Als u met heel uw hart gelooft is het geoorloofd. De vrijwel onbekende geschiedenis van het baptisme
De Venendaler Hendrik Schipper, eens ouderling in een hervormde gemeente, ontdekte dat de zuigelingendoop niet Bijbels te verantwoorden is. Toen hij zich aan het schrijven zette, kon daarom ook een boek over de doop niet uitblijven. Het resultaat is een 622 pagina’s tellend werk, dat voor een groot deel gevuld wordt met een beschrijving van de kerkgeschiedenis van de eerste eeuw tot nu. Schipper richt zich daarbij vooral op de aanhangers van de volwassen- of gelovigendoop en hun bestrijders. Daarnaast legt hij uit wat de Bijbel zegt over de doop, becommentarieert hij allerlei publicaties over de doop uit voornamelijk orthodox-christelijke hoek en geeft hij zijn visie op onder meer de doopleer bij Augustinus, Luther en Calvijn, het klassieke doopformulier, de Heidelbergse Catechismus, de Nederlandse Geloofsbelijdenis en de Dordtse Leerregels. Het boek sluit af met een overzicht van catechismussen en belijdenissen uit baptistische hoek.
Vier groepen
Schipper deelt over het algemeen de visie op de doop, zoals deze ook op deze website te vinden is. Hij laat zien, dat de Bijbel enkel de geloofsdoop voorstaat. Pagina na pagina hamert hij erop, dat de mens eerst wederom geboren moet zijn om gedoopt te kunnen worden. Daarbij gaat hij ook in op de verbondstheologieën die in de loop der tijd ontwikkeld zijn om de kinderdoop te kunnen rechtvaardigen (blz. 37). De doop is dan vooral een verbondsteken in plaats van dat de doop (symbolisch) zichtbaar maakt van wat er met de dopeling is gebeurd, namelijk dat deze (geestelijk) opnieuw geboren is. Schipper stelt vast, dat het Nieuwe Testament slechts één verbond kent: het Nieuwe Verbond, waaraan alleen gelovigen deel hebben en dat in de plaats gekomen is van het Oude Verbond, dat op de Sinaï is gesloten (blz. 41). Het verbond met Abraham (inclusief de besnijdenis) is voor de Joden. De gereformeerden laten echter het verbond met Abraham verder gaan in het genadeverbond met de kerk in het Nieuwe Testament (blz. 48). De gereformeerde theologie verbindt haar verbondsleer aan de dooppraktijk. Dan wordt het ingewikkeld. Hoe verhoudt het geloof zich ten opzichte van het deelhebben aan het verbond en de uitverkiezing? En wat zegt de doop dan, als zuigelingen worden gedoopt?
Schipper onderscheidt in dit verband vier groepen gelovigen met elk een eigen zienswijze (blz. 29-30):
1. Een gedoopt kind heeft deel aan het verbond. Hij is wederom geboren, tenzij later het tegendeel blijkt (veronderstelde wedergeboorte).
2. Een gedoopt kind heeft door geboorte uit christelijke ouders deel aan het verbond, maar mag niet worden verondersteld wederom geboren te zijn. Het verbond wordt met alle kinderen gesloten, maar alleen zij die wederom geboren worden zijn ‘inwendig’ in het verbond. Zij zijn de ware gelovigen. De overigen zijn weliswaar verbondskinderen, maar op ‘uitwendige’ wijze. Het is één verbond, maar deze kan op twee wijzen gesloten worden.
3. Een gedoopt kind heeft door de doop de aanbieding ontvangen van de belofte van het verbond. Deze groep legt dus niet het accent op ‘in het verbond’ zijn (al dan niet uitwendig of inwendig), maar op de aanbieding van de belofte van het verbond: Als je gaat geloven, zul je zalig worden.
4. De vierde groep stelt, dat alleen wederom geborenen deel uitmaken van het verbond. Overige kinderen krijgen weliswaar wel het verbondsteken (de doop), maar delen niet in de betekenis daarvan.
Volgens Schipper gaat het klassieke doopsformulier uit van veronderstelde wedergeboorte, terwijl alle vier groepen zich – heel opmerkelijk – op de leer uit datzelfde doopsformulier beroepen. Dat formulier maakt het zo verwarrend en tegenstrijdig. ‘Velen voelen wel aan dat het niet in overeenstemming is met de praktijk van der leven der genade’ (blz. 30). Hij vindt, dat je niet mag pleiten op je doop (God belooft volgens hem niets in de doop), maar dat je moet pleiten op Gods beloften in de Bijbel (blz. 35-36).
Geschiedenis
In zijn geschiedenis van het baptisme schrijft Schipper over onder meer de Waldenzen, Albigenzen, Kartharen, Arnoldisten, Wederdopers, Doopsgezinden en Baptisten Het maakt duidelijk dat aanhangers van de gelovigendoop veel voorvaderen hebben en hun doopvisie niet pas met de opkomst van de evangelische beweging tot ontwikkeling kwam. Onder reformatorische christenen minder of meer bekende aanhangers van de gelovigendoop als John Bunyan, Joseph Charles Philpot, John Warburton, William Gadsby en Charles Haddon Spurgeon komen ook voorbij. Het is interessant om de kerkgeschiedenis ook eens vanuit een pro-baptistische perspectief te benaderen. Aanhangers van de volwassendoop zijn zwaar vervolgd door aanhangers van de kinderdoop, zo laat de auteur zien.
Gelijk krijgen
Het meeste van wat Schipper schrijft, kunnen we van harte onderstrepen. Toch bleef er na lezing een groot gevoel van teleurstelling over. Kun je dit boek geven aan iemand die overtuigd is van de kinderdoop om hem of haar te helpen hierover anders te gaan denken? Er is een verschil in ‘gelijk hebben’ en ‘gelijk krijgen’. Hendrik Schipper heeft met zijn doopvisie ons inziens gelijk, maar hij zal nooit gelijk krijgen. Het grootste bezwaar tegen dit boek is de wijze waarop het geschreven is. Het is een rommelig werk. De auteur citeert, parafraseert en becommentarieert naar hartenlust allerlei boeken, artikelen uit kranten en kerkelijke bladen, zonder zich voldoende rekenschap te geven van de keuze van zijn bronnen, die hij soms wel en soms niet noemt. Het is alsof hij zijn boekenkast heeft omgegooid en hier en daar wat van de grond heeft geplukt of op de computer heeft gegoogeld. Theologische en kerkhistorische werken uit lang vervlogen tijden, krantenknipsels en Wikipedia-stukjes wisselen elkaar af, soms met een inleiding, maar vaker niet. Van de lezer wordt veel voorkennis verwacht, denkstappen van de schrijver worden overgeslagen en moeilijke termen worden bekend verondersteld. Het is allemaal heel fragmentarisch en willekeurig. Meermalen ontbreekt de focus en maakt Schipper uitstapjes naar onderwerpen die er in het kader van het boek niet toe doen (bijvoorbeeld allerlei dwalingen en het antisemitisme van Maarten Luther). Bovendien is er van objectiviteit geen sprake en lijkt het alsof de auteur de kinderdopers bewust in een kwaad daglicht wil stellen om de gelovigendopers als nobeler christenen te laten schitteren. Dat overtuigt niet.
Zijn poging om vanuit baptistisch-reformatorisch perspectief de gereformeerde visie op geschiedenis, doop, theologie en geschriften te corrigeren zou op meer wetenschappelijk verantwoorde wijze, met meer representatieve bronnen en meer objectiviteit, zorgvuldiger bronnenverwijzing en met een logischer opbouw aangepakt moeten worden om van betekenis te kunnen zijn in de discussie over de doop. Jammer dat dàt niet gelukt is.
Hendrik Schipper, Als u met heel uw hart gelooft is het geoorloofd. Over de leer en praktijk van de doop. De vrijwel onbekende geschiedenis van het baptisme, Boaz multimedia 2016, Veenendaal, ISBN 978-94-91382-14-7
Lees ‘Als u met heel uw hart gelooft is het geoorloofd’ of de verkorte versie: Maakt de doop zalig?