J. S. Postma e.a.

print

J.S. Postma, J.H. van Halsema, Bijbels dopen zo…of zo?

De doopsgezinde predikant dr. J.S. Postma en de gereformeerde predikant J. H. van Halsema leggen – onafhankelijk van elkaar – in dit boekje uit hoe zij over de doop denken.

Bekering, (her)doop en Geest

Postma begint met de doop in Handelingen. Gedoopt worden ‘in de naam van’, betekent ’tot gemeenschap van’ (blz. 12). De bekering, doop in de naam van Jezus (tot vergeving van zonden) en het ontvangen van de gave van de Heilige Geest (Handelingen 2:38) horen bij elkaar, al is de volgorde in Handelingen soms verschillend:

– Handelingen 8:4-25 vertelt: de Samaritanen geloven, zijn gedoopt, maar de Geest was nog op niemand gekomen, waarschijnlijk omdat zij zich nog niet werkelijk bekeerd hadden. Als Petrus en Johannes komen, komt de Geest pas over hen, behalve bij de onoprechte Simon, die voorbarig is gedoopt.

– In Handelingen 10:47 zien we dat de Geest eerst komt en dat er daarna gedoopt wordt (blz. 13-14). – De Jood Apollos (zie Handelingen 18:24-19:7; 1 Corinthe 1:12; 3:4-6; 16:12; Titus 3:13) kende alleen de doop van Johannes, zonder uitstorting van de Geest en was niet gedoopt in Jezus’ naam. Maar hij had de Geest ontvangen, want hij beleed Jezus als Heer (vergelijk 1 Corinthe 12:3) (blz. 14-15).

Geen overdoop

Volgens Postma hoort Handelingen 19:5 grammaticaal bij de woorden van Paulus uit vers 4, waardoor er hier geen sprake is van overdoop. Paulus legde alleen de handen op. Paulus doopte hier niet (zie 1 Corinthe 1:14-17) en er was ook nog geen gemeente. In dit gedeelte bestaat dus geen directe betrekking tussen de (Johannes)doop en de nu ontvangen gave van de Geest (blz. 16). De Geest waait waarheen Hij wil (Johannes 3:8) (blz. 19).
Postma is tegen herdopen, als de waterdoop onjuist of te vroeg heeft plaatsgevonden (blz. 46-47).

Doop met de Heilige Geest

Bij de Johannesdoop en de christelijke doop gaat bekering en boete vooraf (blz. 17). De gedoopten in Jezus’ naam ontvangen na hun boete en bekering sinds Pinksteren de gaven van de Heilige Geest, Die de weg wijst en de toekomst verkondigt (Johannes 16:13) en hun alles zal leren (Johannes 14:26) (blz. 19). De doop met de Heilige Geest is de wedergeboorte van Godswege, zodra boete en bekering in het leven van de mens zijn gekomen (blz. 19). Het gaat om de Geestesdoop (1 Corinthe 12:13) (blz. 21). Paulus kent alleen de geloofsdoop.
Efeze 1:13; 4:30 (vergelijk 2 Corinthe 1:21, 22) maken duidelijk: eerst het Evangelie horen, dan geloven, dan verzegeld worden met/door de Heilige Geest. Dat laatste is later een aanduiding van de doop geworden (blz. 24), het bad der wedergeboorte (Titus 3:5). De doop met de Geest onderscheidt de christelijke doop van de Johannesdoop (blz. 25). Volgens Postma slaat de zalving in 1 Johannes 2:27 op de (Geestes)doop. Het ‘water en ‘bloed’ uit 1 Johannes 5:5-12 en Johannes 19:34-35 duiden op de doop en het Heilig Avondmaal. De doop, betrokken op Jezus’ dood en opstanding, vindt vervulling in de doop met de Heilige Geest (blz. 27-28).

Geen kinderdoop

De gelovige laat zich dopen en ‘betuigt daarmee een nieuwe mens te moeten en te willen worden’ (Romeinen 6; vergelijk 2 Corinthe 5:17) (blz. 32-33). De kinderdoop past daar niet bij (en is niet te rijmen met het beeld van sterven en opstaan met Jezus uit Romeinen 6; vergelijk ook Romeinen 7:4; Galaten 2:19; 6:14), is pas in de tweede eeuw (Origenes en Cyprianus) bekend en pas sinds de vierde eeuw algemeen geworden (blz.34). In de vierde eeuw kwam het uitstellen van de doop in zwang, zodat de gedoopte kinderen er een indruk van kregen (al tijdens Constantijn de Grote 306-337) (blz. 38). Tot zover Postma.

Vanzelfsprekend

Van Halsema stelt dat de kerk sinds de zestiende eeuw verdeeld is over de kinderdoop (blz.53). In het Nieuwe Testament komt de kinderdoop niet voor, omdat deze vanzelf sprak. Er wordt ook nergens gesproken over vrouwen aan het Heilig Avondmaal, want ook dat sprak vanzelf (blz. 54, 55). Van Halsema bespeurt de aanwezigheid van de kinderdoop in: Gods belofte aan Abraham (Genesis 17:7), de vader van de gelovigen (Romeinen 4:16, Galaten 3:27), in Handelingen 2:39 en in de kinderzegening (Marcus 10:13-16). Ook de huisteksten laten dat zien (1 Korinthe 1:14-16 (vergelijk 1 Korinthe 16:15); Handelingen 18:8; 16:30-34; vergelijk Genesis 7:1; 17:10-12; Jozua 24:15) (blz. 55-56). Ouders onthouden ‘symbolisch-realistisch’ hun kinderen de gemeenschap met Christus, wanneer zij hun kinderen niet laten dopen. Sinds de zestiende eeuw is dit symbolisch-realistische denken grotendeels ingeruild voor meer individualistisch en spiritualistisch denken. Toen kwam de kinderdoop onder druk te staan (blz. 57).

Kinderzegening

Het begrip ‘huis’ in Marcus (1:29; 2:1; 3:20; 7:24; 9:28; 9:33-50; 10:10-16) moet gelezen worden als de plaats, waar de kerk samenkomt. De kinderzegening – in een huis – is zo een beeld van het brengen van kinderen in de kerkelijke samenkomst (blz. 59). ‘Aanraken’ betekent ‘genezen’ (Marcus 1:41; 3:10; 5:25-34; 6:56; 7:33; 8:22) (blz. 59). Jezus raakt de kinderen aan, ‘opdat hij hen zou genezen door de vergeving der zonden. Dat is precies dezelfde reden als waarom later de mensen zich laten dopen (vgl. Hand. 2:38)’ (blz.60).
De discipelen die de mensen bestraften, zijn hier een beeld van hen die tegen de kinderdoop zijn (blz. 61, 66). Marcus 10:13-14 handelt over de kinderdoop, vers 15 gaat over de volwassendoop (blz. 67). Van Halsema vraagt zich af: ‘Waarom zou een kind niet door de doop deelhebben aan de vergeving der zonden en het leven met Christus?’ (blz. 62). Hij concludeert: ‘Doordat Jezus de kinderen aanraakt worden zij genezen. Doordat zij gedoopt worden ontvangen zij de vergeving der zonden en het leven, dat Jezus schenkt’ (blz. 68).

Voetwassing

De sacramentele voetwassing (Johannes 13:3-10) is volgens Van Halsema een symbool van de doop (blz. 75). Wie het sacramentele teken weigert, wie de doop weigert, heeft geen deel aan de vergeving der zonden door Jezus’ kruisdood. Petrus begrijpt er niets van. Zo kan de dopeling ook niets van zijn doop begrijpen. Je krijgt in de kinderdoop deel aan het heil van Jezus, zonder er iets van te begrijpen. (blz. 76). Je zult het pas later verstaan (vers 7). Petrus vraagt om een volledige onderdompeling. Jezus wijst dat af (blz. 77-78). ‘Door het teken hebben wij deel aan de betekende zaak. Maar Jezus wil niet, dat wij teken en betekende zaak met elkaar zouden verwarren. Dan zouden wij afgoderij met het doopwater plegen. Om dit misverstand te voorkomen heeft de apostolische kerk niet door onderdompeling gedoopt’ (blz. 79).

Commentaar

In kort bestek staan de twee visies op de doop tegenover elkaar. Het is een gemiste kans dat de auteurs niet op elkaars bijdragen ingaan. Dan zou gelijk duidelijk worden waar de schoen wringt. De beide scribenten pakken nu ieder eigen Bijbelgedeelten om hun visie te onderbouwen.

Verrassend is dat de doopsgezinde Postma herdoop afwijst en in Handelingen 19 geen overdoop leest. Het maakt maar weer eens duidelijk, dat ‘de’ gelovigendoper niet bestaat, evenmin als ‘de’ zuigelingendoper.

Ver gezocht

Van Halsema neigt ertoe de doop te overschatten. Van Halsema vraagt zich af: ‘Waarom zou een kind niet door de doop deel hebben aan de vergeving der zonden en het leven met Christus?’ (blz. 62). Omdat dat enkel door geloof is! (Handelingen 26:18; Efeze 2:8).

Bij zijn uitleg van zowel de kinderzegening als de voetwassing kon ik de gedachte ‘elke ketter heeft zijn letter’ niet onderdrukken. Wie op de wijze van Van Halsema met de Bijbel omgaat, kan overal zijn gelijk in lezen. Zijn onderbouwingen zijn zo ver gezocht, dat het duidelijk is, dat de kinderdoop niet zo vanzelfsprekend is als dat hij stelt. Zo leest hij bij de kinderzegening meer dan dat er staat. In dat tekstgedeelte wordt helemaal niet over de doop gesproken! Om aan de hand van de voetwassing te kunnen vaststellen, dat doop door onderdompeling verkeerd is, getuigt van een creatieve geest, maar niet meer dan dat.

J.S. Postma, J.H. van Halsema, Bijbels dopen zo…of zo? 1981 Uitgeverij T. Wever B.V., Franeker, ISBN 90 6135 324 6